De interesse voor boeken was bij
mij al van kleins af aan heel erg groot. Toen ik nog in het kleuterklasje zat,
las mijn mama me vaak verhaaltjes voor. Zo herinner ik me nog dat ik enorm
hield van een boekje van Wizzy en Woppy. Ik kon het verhaal al in de
kleuterklas voorlezen. Niet omdat ik al kon lezen, maar gewoon omdat ik het
vanbuiten kende door de vele keren dat mijn moeder het me voorlas. Ook mijn
vader vertelde me verhaaltjes voor het slapengaan, maar die kwamen niet uit een
boek, hij vond ze gewoon ter plaatse uit. Zijn verhalen gingen altijd over twee
figuurtjes, Snip en Snap, en zij maakten de gekste dingen mee. Ook had ik als
kind een sprookjesboek, al werd dat nooit echt uit voorgelezen. Ik heb gewacht
tot ik dat zelf kon, maar ik keek wel al naar de prentjes als kleuter.
Na de kleuterklas, ging ik naar
de basisschool. Ik las graag, maar aangezien ik de leesmicroben zeker niet van
mijn broers gekregen heb, lagen er thuis dus niet veel boekjes die ik toen kon
lezen. Ik maakte daardoor dus op regelmatige basis gebruik van de
(school)bibliotheek. Het enige wat mijn broers wel lazen, buiten Harry Potter
en de boeken van Marc De Bel, waren strips. Hun collectie strips van De
Kampioenen die ze door de jaren heen verzamelde, is dus een familiaal erfstuk
geworden waar ik als kind ook heb kunnen van genieten.
Omdat ik zo graag las kreeg ik
bij gelegenheid boeken cadeau. Doorheen de lagere school heb ik zo een hele
verzameling boeken van Geronimo Stilton opgestapeld. Ik was zo’n fan van deze
boeken dat ik ze zeker meer dan één keer gelezen heb. Uit boeken zoals ‘De
koning van Katoren’ werd in de klas vaak voorgelezen. Al vond ik het iets
minder leuk als mensen me iets voorlazen, ik deed het liever zelf. De meeste
boeken die ik las staan nog thuis in de boekenkast in de hoop dat mijn jongere
zus ze ook zal lezen.
Na de lagere school volgde de middelbare school. Toen ik
twaalf was heb ik ‘De helaasheid der dingen’ gelezen van Dimitri Verhulst. (Misschien
niet het boek dat je aan twaalfjarigen zou aanraden, maar toch.) Dit boek is
nog steeds één van mijn favorieten, en het was best wel aangenaam om het nomaals
te lezen in het vijfde jaar.

Alle boeken die ik tot nu toe
verplicht heb gelezen, vond ik niet goed. Vooral omdat het me frustreerde dat
er zoveel goede boeken zijn en dat ze er dan de meest saaie uitpikten. Meestal
las ik deze boeken dan ook niet, maar toch ben ik er in geslaagd om
boekbesprekingen altijd tot een, min of meer, goed einde te brengen.
Ik lees ook in meerdere talen,
omdat het beter is om zo de schrijfstijl van de auteur te ontdekken. Eén van de boeken die ik in het Engels las,
was ‘Now is good’. ‘Now is good’ van Jenny Downham gaat over een terminale
kankerpatiënte en over de manier dat zij naar de dood toeleeft. Dat personage
heeft me enorm geraakt. Vooral omdat wanneer het hoofdpersonage, Tessa, sterft,
het bijna voelt alsof je zelf sterft. Zo goed is het geschreven. In die periode
las ik enorm veel boeken.

Van alle Engelstalige auteurs
waarvan ik boeken heb gelezen, kon ik niet kiezen tussen John Green (van onder
meer ‘The Fault In Our Stars’) en Suzanne Collins (‘The Hunger Games’). Van de
laatste heb ik vorige zomer het laatste deel van de trilogie, Mockingjay, gelezen. Het is een heel
politiek getint verhaal in verband met corruptie, manipulatie en dergelijke
wantoestanden, en net daarom vind ik het een geweldig boek. Buiten dit boek heb
ik nog enkele anderen gelezen, onder andere An
Abundance Of Katherines, van John Green en Life Of Pi. Dat laatste heb ik vorige zomer digitaal gelezen. Het
boek was alleszins zeer goed, maar ik vind het toch leuker om een echt boek
vast te hebben in plaats van een plat digitaal ‘plankje’.
Ik vermoed dat de interesse voor
boeken bij mij nog wel even zal doorgaan. Graag zou ik ooit eens ‘The Da Vinci
Code’ lezen, maar dat is voorlopig nog niet aan de orde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten